HET ROZENPROJECT 1999
 
 
 
Samen iets doen, gezamenlijk een doel formuleren en er samen aan werken; ieder met z'n eigen individuele kwaliteit en verantwoordelijkheid. Wanneer je daar voor openstaat, kunnen de meest "onschuldig" lijkende ontmoetingen leiden tot de start van onverwachte en prachtige projecten. Zoals bijvoorbeeld "het rozen project". Wat hieraan vooraf ging was mijn eerste kennismaking met Bill en Germ Steenks, eigenaar van Steenks Rosen te Baarlo. Zij werden mij voorgesteld door Peter Wilms, zeefdrukker en een van de initiatiefnemers van het International Art Center eveneens te Baarlo (Limburg). We spreken nu dus over einde 1996, begin 1997. Bill wilde een schilderij laten maken waarin de roos een prominente rol zou spelen. Op mijn opmerking dat ik geen rozen schilderde verwees hij naar het schilderij “ Rozen in de winter ”, dat ik schilderde ter nagedachtenis aan mijn vader, en prominent in mijn atelier hing. Ik vertelde hem het verhaal van het doek en de symbolische waarde die het voor mij had. Dat er inderdaad een aantal rozen geschilderd waren was volledig ondergeschikt maar dienstbaar aan mijn verhaal. Hierop begon Bill enthousiast te vertellen over de grote symbolische waarde die de roos in zich draagt, niet alleen in Europa maar wereldwijd en al door de eeuwen heen. Het duurde even maar geleidelijk begon ik zijn enthousiasme te delen. Het is uiteindelijk niet de schoonheid van de bloem die mij overtuigde over een eventuele opdracht na te denken, maar vooral de geestdrift van bill’s verhalen. Na een aantal bezoeken over en weer en het maken van een aantal schetsen aanvaard ik de opdracht. Gaandeweg dit traject groeit bij mij steeds meer de behoefte, de emotionele ervaringen van het voorafgaande jaar, ( het overlijden van mijn vader) van mij af te schilderen. De roos als metafoor voor het leven werd het vocabulaire waarmee ik dit zou gaan doen. Vele werken op papier en doek volgden, en het zal medio 1997 zijn geweest dat er voor het eerst gesproken werd over een tentoonstelling bij Bill in de kas! Peter was degene die in eerste instantie de kar zou trekken. Het zou een groot project moeten worden en om het geheel financieel haalbaar te maken zou er gewerkt moeten worden met sponsors. Om hier niet geheel afhankelijk van te worden, werd er tevens gezocht naar een vierde partner die voor een deel van de financiering garant kon staan. Deze werd gevonden in de persoon van Frank van Berlo, projectontwikkelaar uit Apeldoorn en partner van Peter in zake het IAC. Het geheel zou onder auspiciën van het IAC plaatsvinden. Gedurende de volgende 2 jaar heb ik kunnen werken aan de tentoonstelling. Regelmatig vonden er vergaderingen plaats met de andere partners en langzaam maar zeker kreeg het geheel een zekere vorm. Het zou groots worden, er moest een boek gemaakt en de opening zou verricht worden door niemand minder dan de toenmalig minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, Loek Hermans. Buiten dit alles was het werk inhoudelijk gezien, voor mij een grote terugblik op de voorafgaande periode. Ik heb geprobeerd, grote levensvraagstukken “klein” te maken en terug te brengen naar mijn eigen wereld. Zoals ik me tijdens het werken aan de serie 'asian touch' (1995/97) al realiseerde dat schilderen, therapeutisch kan werken, gold dat zeker tijdens het project 'over rozen'. 'Over rozen' werd 'over leven', of misschien wel 'overleven!' Al schilderend werden me dingen duidelijk die voorheen onbenoembaar of onuitgesproken waren. Titels van schilderijen werden opeens belangrijk. Titels als 'Rozen voor K' of 'wie let er op mijn rozen?', 'wanneer het mooie sterft, blijft het mooie' verwijzen direct naar gebeurtenissen of ervaringen, die een onuitwisbare indruk op mij hebben gemaakt. De ontstane werken zijn resultaat van een denkproces, ingang gezet door persoonlijke betrokkenheid of confrontaties. Ik ben nooit bewust op zoek naar nieuwe onderwerpen of thema's, deze doen zich altijd als vanzelf voor, ik kom ze tegen. Vernieuwing of ontwikkeling van het werk komt dan ook altijd voort uit deze confrontatie. Het is geen doel op zichzelf, maar een resultaat van mijn leven, én mijn persoonlijke beleving. Waar nuancering verbaal niet tot mijn sterkste kwaliteit gerekend moet worden, hecht ik er in mijn werk zeer sterk aan. Of het nu gaat over kleur, compositie of lijn voering, de 'huid' van de verf of de structuur, ik neem hier veel tijd voor; het 'kijken', 'beschouwen' en 'overwegen' vergen zeker zoveel tijd als het 'fysieke' schilderen. Vanuit de basisgedachte, de titel, de eerste overweging een bepaald schilderij te maken, dicteert het doek zichzelf. Het is als een boek, een muziekstuk of een sculptuur, steeds weer schrappen, plakken of weglaten. Je constant de vraag stellen, wat heb ik nodig om mijn verhaal te vertellen? In hoeverre wordt de autonomie van het werk beperkt door mijn 'verhaal' of beter nog: kan mijn verhaal bestaan in de vorm van een autonoom kunstwerk? Resulteert dit nu in de l'art pour l'art gedachte en 'schön-malerei', of is deze subjectieve benadering juist een garantie voor de zo gewenste autonomie? In mijn optiek wordt de legitimiteit van het kunstenaarschap bepaalt door de onlosmakelijke verbondenheid van het werk met de maker. De zoektocht naar objectieve waarden binnen de kunst, waarover eerder al gesproken, kan alleen maar leiden tot een grotere afstand tussen beide. Het zou de kunst in zijn verschijningsvorm weliswaar universeel maken, maar haar tevens degraderen tot wetenschap. De verworvenheden van 'das Bauhaus' ten spijt, leidt dat tot veralgemenisering; kunst zou verworden tot 'een kunstje'. Het zal 2005 zijn dat de laatste doeken uit de reeks, met de roos als metafoor, gemaakt zijn.